Minister Bussemaker van Onderwijs wil per 2016 een experiment starten waarbij promovendi geen werknemers van de universiteit meer zijn, maar studenten met een studiebeurs. Prout, het netwerk van Utrechtse promovendi, is kritisch. In een eerder experiment met het zogeheten bursalensysteem werden de beoogde doelen niet behaald. Prout vreest dat het experiment in zijn huidige vorm te weinig verschilt van het eerdere experiment om tot betere resultaten te leiden.
In tegenstelling tot de werknemerpromovendi hoeven promotiestudenten geen onderwijs te geven. Daardoor zouden ze zich meer kunnen concentreren op hun eigen opleiding en onderzoek. In het experiment met promotiestudenten dat de Universiteit Utrecht in de jaren negentig uitvoerde, bleek echter dat de twee typen promovendi in de praktijk niet van elkaar verschilden: het beloofde extra onderwijs voor promotiestudenten was niet beschikbaar, zij kregen niet meer begeleiding van hun promotor, en zij gaven nog steeds onderwijs.
Prout maakt zich vooral zorgen over de financiële en sociale positie van promotiestudenten en hun carrièreperspectieven. Promotiestudenten krijgen geen reiskostenvergoeding, bouwen geen pensioen op en hebben geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Als zij een beurs krijgen die even hoog is als het nettosalaris van een werknemerpromovendus, dan moeten zij deze onkosten dus uit eigen portemonnee betalen. De kans op een baan na afronding van de promotie is volgens Prout ook kleiner: werkgevers buiten de universiteit zullen het promotietraject niet als ‘werkervaring’ beschouwen, terwijl universiteiten zullen wijzen op het gebrek aan onderwijservaring.
Promoveren wordt volgens Prout op deze manier onaantrekkelijk. “Als promotiestudent kun je eind twintig zijn en nog steeds student, terwijl je voormalige studiegenoten al een paar jaar een ‘echte’ baan hebben,” aldus Prout-voorzitter Sophie van Uijen. “De Minister wil meer promovendi aantrekken, maar wij verwachten exact het tegenovergestelde.”